Engelbert
(roman, 1987)
Slager Leo Engelbert wordt omringd door de meest uiteenlopende, merendeels vrouwelijke personages. Zijn vrome echtgenote Emmelien, zijn geliefde dochter Mathilde, de hoer die hem Engel noemt, zijn schoonzuster, zijn nichtje dat in hem een moordenaar ziet, maar ook zijn dubieuze personeel en een onverbiddelijke biechtvader. Engelbert werd in de zomer van 2006 door recensente Janet Luis in de NRC gekozen tot het beste boek om mee op vakantie te nemen: [...]In een losse, lome lounge-sfeer gebeurt hier van alles op de manier van de soap: korte, vermakelijke, soms heftige scènes op straat, in de huiskamer of café, in de slaapkamer of op de werkplek. Stadse scènes tussen echtgenoten, zussen, baas en werknemer, ouders en kinderen. Een hoog Sex and the City-gehalte. [...] Het aardige van Engelbert is vooral de snelle, ongewoon luchthartige en enigszins onthechte manier van vertellen. De hele opzet van de roman zou ik eerder speels dan logisch noemen. Mensje van Keulen nam hier even vakantie, zo lijkt het, van haar normale, serieuze manier van doen en laat de woorden spontaan rollen. Met verkwikkend resultaat. Als haar slager het even niet meer weet maar toch iets wil zeggen, dan roept hij: "Tata opie." Alsof er even een zomerbriesje langswaait.
citaten uit recensies over Engelbert:
Met Engelbert stelde de schrijfster zichzelf de zwaarste opgave die een schrijver zichzelf kan stellen: je inleven in datgene wat het verst van je afstaat. De critici die en masse na verschijning en masse over haar heen vielen hebben geen moment beseft wat hier aan de hand was. Zij kenden het voorgaande werk blijkbaar niet goed genoeg om te weten wat de figuur van de slager voor Mensje van Keulen betekende. Daarbij komt dat zij, zoals in Nederland gebruikelijk is, met verachting neerkijken op al wat niet intellectueel is. Zij willen romans lezen vol met 'reflecties over het leven van een intellectueel in een metropool' zoals een van hen eens eiste. Die reflecties ontbreken eigenlijk niet eens in Engelbert, maar vormen geen doel op zichzelf. Wat Engelbert denkt, dient om hem 'aanvaardbaar' te maken, om de scherpe kanten af te slijpen van alle negatieve eigenschappen van zijn beroep. [...] Uit de verwijzing naar de Expo in Brussel kunnen wij opmaken dat het eerste deel van de roman in de jaren vijftig speelt. De verwijzing naar mini-rokken in deel twee maakt duidelijk dat dit deel in de jaren zestig speelt. De terloopse opmerking van Emmelien over Aids in deel drie doet ons beseffen dat we aan het slot van de roman al in de jaren tachtig zijn aangeland. Aldus werd een familiedrama dat ruim dertig jaar duurde gecondenseerd tot één roman van ruim tweehonderd bladzijden. Couperus had voor zijn 'Boeken der kleine zielen' nog vier dikke romans nodig!
Doordat de schrijfster ons slechts het meest essentiële vertelt, en dat nog via korte, ogenschijnlijk onopvallende dialogen, en via nog kortere, uiterst sobere beschrijvingen, wordt van de lezer maximale zelfwerkzaamheid geëist bij het lezen van dit indrukwekkende boek. Die zelfwerkzaamheid hebben de critici bij het verschijnen van de roman niet kunnen opbrengen. Ze hebben niet gezien hoe ongewoon effectief deze soberheid is, een die verwant is met de soberheid van een Raymond Carver. Ze hebben de roman saai genoemd, maar het was hun verbeeldingskracht die het hier liet afweten. Terwijl ze het hapklare snackbar-proza prezen van schrijvende televisiehelden hebben ze niet kunnen inzien dat dit werk, zo weinig modieus van opzet en thematiek, en zo totaal gespeend van al wat naar een bevallige, gemakkelijk te consumeren prozastijl zweemt, honderd maal echter, harder, onverbiddelijker, krachtiger, grimmiger is dan al datgene wat in dezelfde tijd verscheen.
- Maarten 't Hart in zijn essay 'De wereld van Mensje van Keulen' in NRC Handelsblad, later opgenomen in zijn bundel Een dasspeld uit Toela (1990)
Engelbert is naar mijn overtuiging het beste werk van Mensje van Keulen, een hoogtepunt in de Nederlandse romankunst van de laatste jaren.
- Hans Warren in PZC