Bleekers zomer
(roman, 1972)
Willem (voor zijn vrienden Willie) Bleeker besluit op een zomerse dag zijn werk en gezin in de steek te laten en vertrekt naar Amsterdam. Hij zoekt er zijn tante Daatje Kippers op en zijn jeugdvriend Gerrie Fontijn, die te midden van enige schilderachtige figuren een wat louche bestaan leidt. Samen met Fontijn belandt hij o.a. op de Zeedijk, waar hij dronken wordt en zich tegen zijn zin door Dikke Annie laat meenemen. Bleekers Amsterdamse avontuur is van korte duur. Uiteindelijk keert hij naar Den Haag en zijn gezin terug.
Enkele citaten uit de recensies:
Dit is het. Veel meer wist ik eerst niet te bedenken toen ik Bleekers zomer had gelezen. Niet omdat ik verdoofd was, integendeel, eerder een gevoel van vergrote concentratie. De beelden in mijn omgeving kwamen scherper door dan anders, meer gedetailleerd en gelijkertijd scherper achter elkaar(...) Een gevoel van macht dus, al was het dan ook ontleend aan het verbeeldingsproduct van een ander(...) Dat werd anders, toen ik Bleekers zomer de volgende dag nog eens las. (...) Er kwam tijd en aandacht vrij om het boek als geheel te overzien, om te onderzoeken welk effect de schrijfster wil bereiken en hoe ze dat doet. Maar ook na die tweede ronde bleef de eindindruk dat er op het ogenblik niet meer dan vijf, zes schrijvers in nederland rondlopen die Bleekers zomer zouden kunnen evenaren.
- K.L. Poll in NRC Handelsblad
Bleekers zomer kun je gewoon lezen om te genieten. Om het spel dat mensje van Keulen met je speelt door nooit iets te geven wat je verwacht(...) Bleeker is als een clown, die niet helemaal aan zijn nummer toekomt, de aanzet wil nog wel lukken, maar als hij eenmaal het een en ander te pakken heeft, loopt alles toch weer in de soep en krijgt hij geen hand op elkaar(...) Mensje van Keulen prikkelt de nieuwgierigheid nog eens extra door een paar bijgeschiedenissen niet af te maken, de rafels hangen er rustig bij(...) Op naar de boekwinkel!
- K. Schippers in Haagse Post
Die kleine roman is door zijn sfeertekening, zijn kleine accenten, zijn dialoog, ja gewoon door de straten en huizen en hoofden waarin het zich afspeelt, zo verdomd aardig geworden dat je er best telkens opnieuw aan kan beginnen(...) Niet dat Bleeker zo'n held is: dat is nu juist het aardige, Bleeker is zo'n beetje als u en ik(...) Ook Bleekers bezoek aan z'n oude buddy, Gerrie Fontijn, is niet zo'n succes. Gerrie zit in een antiekhandel op het Gerard Doupleintje, of liever gezegd, in een onduidelijke wereld van souteneurs en tweedehands-autohandelaars(...) Bleeker wil Gerrie gaan helpen in zijn winkel, klokjes beschilderen met landschapjes en koeien, maar ziet uiteindelijk niet veel in het vunzige bestaantje dat om de grote Gerrie heerst. Bleeker blijft, zonder dat hij het weet, gedoemd om naar Adrie, zijn vrouw, in Den Haag terug te keren. Eten in een Spaans restaurant is niets voor iemand die huilt bij de gedachte aan een glijpuddinkje met slagroom(...) De bladzijden waarop Mensje van Keulen vertelt hoe Bleeker de eerste avond bij zijn tante Daatje in slaap probeert te komen, zijn in hun soort onovertrefbaar.
- Gerrit Komrij in Vrij Nederland