Mensje van Keulen kan bogen op een uniek en eigenzinnig oeuvre. Ze vertegenwoordigt een volkomen oorspronkelijk geluid in de Nederlandse literatuur. Waar het felrealistische proza van vele van haar mannelijke generatiegenoten de tand des tijds niet heeft kunnen doorstaan, heeft het vroege werk van Mensje van Keulen klassieke status bereikt. Bleekers zomer (1972), Allemaal tranen (1972) en Van lieverlede (1975); de titels alleen al openen vergezichten op tijdloze huiskamertreurigheid. Voor het eerst wordt zo licht en tegelijkertijd zwaar over de verschrikkingen van het meisjesleven geschreven, en worden 'gewone' mensen bijna surreëel in beeld gebracht. (…)
In de jaren tachtig zet de fijnzinnig realistische verteltrant zich door in twee grote romans, Overspel (1982) en Engelbert (1987). In de verhalenbundel De ketting gaan psychologische miniaturen zij aan zij met morbide fantasieën. Haar interesse voor vampieren en andere nachtelijke verschijnselen bouwt ze uit in haar reisverhalen, De lach van Schreck (1991).
Of ze nu de biografie schrijft van een man die zich af en toe een dame voelt ( Geheime dame , 1992), of een roman over de magische meisjeswereld van twee zusjes ( De rode strik , 1994), Mensje van Keulen tilt ieder onderwerp boven zichzelf uit met haar precieze manier van schrijven die zich alleen maar laat typeren met een machteloos adjectief: mooi.
En dan hebben we de boeken die ze voor kinderen schreef, acht in totaal, nog onvermeld gelaten. Een feest om te lezen, omdat ze spannend en grappig zijn, ritmisch en beeldend, en omdat ze zich, met name haar gedichten voor kinderen, zo ontzettend lekker laten voorlezen.
Afgelopen jaar verraste de schrijfster met een nieuwe verhalenbundel, Het andere gezicht , die genomineerd werd voor de Ako-prijs. Twee jaar hiervoor verscheen de prachtige romen De gelukkige (2001), waarin haar verhalend realisme nog aan diepgang lijkt te hebben gewonnen. Het drama van de vrouw die verslaafd raakt aan de het type man dat niet goed voor haar is, vertelt Mensje van Keulen op een bijna poëtische manier, die niets met larmoyant te maken heeft, maar alles met een groot gevoel voor haar personages. (…)
Ze is een schrijfster pur sang, die niet anders kan dan schaven en slijpen tot ieder woord op zijn plaats staat. 'Schrijven is ellendig, niet schrijven is ellendiger.' Annie Romein zou onder de indruk zijn van haar gedisciplineerdheid, van haar vermogen afstand te nemen van haar medemensen en van zichzelf, en van haar hartstocht om die afstand te overbruggen: de kenmerken die Annie Romein als wezenlijk beschouwde voor groot schrijverschap.
(De jury bestond uit: Greetje van den Bergh, lid college van bestuur van de UVA, tevens recensent/literair vertaler, Nausica Marbe, schrijver/journalist, Hanna de Heus en Marja Pruis, beiden recensent en schrijver, en Liddie Austin, redacteur van Opzij.)